Toets en accreditatie

1. Een zoutbeperking voor een patiënt met diabetische nefropathie is strenger dan voor een patiënt met nierfalen zonder diabetes.

2. Wat is de correcte definitie van gastroparese?

3. Vasculaire dementie is na dementie van het Alzheimer type de meest voorkomende vorm van dementie. Is dit waar of niet waar?

4. In de pathofysiologie van diabetische nefropathie speelt glomerulaire hyperfiltratie een rol. Welke combinatie van vaattonus in de afferente (aanvoerende) en de efferente (afvoerende) arteriole levert de hoogste druk in de glomerulus op?

5. Welke van onderstaande testen is GEEN test om de cognitie te testen?

6. Welke van de onderstaande stellingen is juist?

7. Na een G-POEM:
1. Wordt de orale voedingsinname langzaam in hoeveelheid en consistentie uitgebreid en de enterale voeding wordt afgebouwd; na 1-2 maanden kan de patiënt weer normaal eten.
2. Verloopt het herintroduceren van de orale voedingsinname zeer wisselend.
3. In stressvolle perioden kunnen de gastroparese-klachten opnieuw (tijdelijk) verergeren.

8. Welke stelling(en) is/zijn juist?
1. De behandeling van gastroparese verloopt volgens een vast behandelplan.
2. De voedingsbeperkingen bij gastroparese zijn afhankelijk van de ernst van de klachten.
3. De dieetbehandeling heeft als voornaamste doel het verminderen van klachten.

9. Welke van onderstaande assen maakt GEEN deel uit van het geriatrisch onderzoek?

10. Welke van de volgende uitingen van neuropathie in het colon is het best geassocieerd met diabetes?

11. Door de insulineresistentie zijn zowel de eiwitsynthese als de eiwitafbraak beïnvloed.

12. De eiwitbehoefte van de oudere patiënt met diabetische nefropathie is hoger dan van een oudere patiënt zonder diabetische nefropathie.

13. Wat is op celniveau het voornaamste effect van diabetische neuropathie in de maag?